Scheelzien, loensen, strabisme is een oogafwijking waarbij de ogen niet in dezelde richting kijken.
Bij kinderen kan het een aangeboren afwijking zijn of optreden in de kinderjaren.
Soms gaat het om een pseudostrabisme of een schijnvorm van scheelzien. Baby’s hebben vaak nog een brede neusbrug, waardoor men de indruk heeft dat de oogjes naar binnen draaien.
Vaak is sprake van een familiale voorgeschiedenis van strabisme met daardoor een verhoogd risico op blijvend scheelzien. Ook prematuren hebben meer kans op scheelzien.
Aangeboren scheelzien dat continu zichtbaar is vraagt om een vroegtijdig onderzoek en behandeling.
Indien het scheelzien slechts af en toe zichtbaar is maar blijft voorkomen na de leeftijd van 9 maanden, dan is een oogonderzoek eveneens aangewezen.
Sommige kinderen ontwikkelen pas scheelzien na de leeftijd van 12 maanden of op peuter-kleuterleeftijd. Deze aandoening moet zo vroeg mogelijk worden behandeld door afdekking van het goede oog. Indien de behandeling te laat gestart wordt of niet lang genoeg wordt volgehouden, kan daardoor het verlies aan zicht onomkeerbaar zijn.
Bij volwassenen zijn ook meerdere oorzaken van strabisme mogelijk:
Door het verrichten van een orthoptisch onderzoek kan worden vastgesteld om welke vorm van scheelzien het gaat.